De OR als echtpaar
![couple_sitting_together_on_bench_pc_1600_clr_1681 couple_sitting_together_on_bench_pc_1600_clr_1681](https://mzleeuw.nl/wp-content/uploads/2017/04/couple_sitting_together_on_bench_pc_1600_clr_1681-1024x896.png)
Stel je voor: een echtpaar wil een nieuwe zitbank aanschaffen. In het overleg daarover vraagt de ene partner aan de ander ‘Wat gaat die kosten?’, ‘Welke kleur wordt het?’, ‘Hoeveel ‘zits’ wordt de bank?’, ‘Welke bekleding gaat het worden?’ en ‘Met of zonder hoek erin?’. Bij zo’n echtpaar dat op deze manier over zo’n aankoop overlegt is een gelijkwaardige relatie ver te zoeken. De een stelt de vragen en de ander geeft de antwoorden én bepaalt. Toch is het precies wat veel ondernemingsraden doen als ze met de bestuurder over zijn voorgenomen besluiten overleggen. Ze stellen de ene vraag naar de andere in een niet te stillen honger naar informatie.
De Wet op de ondernemingsraden (WOR) heeft nadrukkelijk bedoeld dat OR en bestuurder gelijkwaardige overlegpartners zijn. Dat veronderstelt ook gelijkwaardigheid in de wijze waarop dat overleg doorgaans verloopt. Natuurlijk is er weleens onvrede, of misschien wel knallende ruzie, maar over het algemeen zouden relatie en communicatie gelijkwaardig moeten zijn.
In de praktijk is het echter vaak de OR die vragen stelt en de bestuurder die ze beantwoordt. De ondernemingsraad in de overduidelijke vraagmodus onder het motto ‘we moeten eerst alles weten en pas daarna gaan we er wat van vinden. De bestuurder reageert dan vaak met ‘fijn dat de OR deze vraag stelt’, om vervolgens de nodige verbale diarree over de OR uit te storten omdat er - naar zijn of haar stokpaardje - vragen zijn gesteld. En natuurlijk is het allemaal niet voor in de notulen, dat begrijpt de OR natuurlijk wel.
Het kan anders
De OR die vroegtijdig vertelt aan zijn bestuurder waaraan zijn voorgenomen besluiten moeten voldoen heeft meer invloed op dat besluit, behaalt concrete resultaten en is opgehouden met vragen stellen. Meer invloed én meer smoel naar de achterban is het resultaat. Die OR zorgt ervoor dat ook de bestuurder vragen gaat stellen aan de OR onder het motto ‘wat vinden jullie ervan?’. Zo’n OR schrijft een inhoudelijk advies met ‘dít is wat we van het voorgenomen besluit vinden’ als basis voor het advies. Het is de OR die vooral vragen aan zichzelf stelt om tot die inhoudelijke bevindingen te komen: wat moet er veranderen? Wat moet behouden blijven en… onder welke voorwaarden mag er veranderd worden.
Als partner hoef je natuurlijk niet telkens je criteria voor je levenspartner te formuleren, daar hou je onvoorwaardelijk van. Maar samen overleggen de eisen/wensen/voorwaarden waaraan de nieuwe bank moet voldoen zorgt voor een aanschaf waar beiden tevreden over zullen zijn. Samen er wat van vinden en vervolgens samen beslissen is toch echt wat anders dan een aan de ander opgelegd pandoer. Dat geldt ook voor OR en bestuurder.