De tirannie van de WOR
Medezeggenschap bedrijven staat niet gelijk aan het produceren van adviezen en het wel of niet verlenen van instemming! Deze stelling poneer ik waar en wanneer ik maar kan. Het is namelijk een bijzonder hardnekkige groef: het idee dat de agenda van het overleg bepaald wordt door enkel die onderwerpen die beschreven staan in artikel 25.1 (adviesrecht) en 27.1 (instemmingsrecht) van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Als het niet in de WOR staat, dan gaan we er niet veel energie aan besteden hoor ik vaak. Of, als het in de WOR staat moeten we het sowieso agenderen op het overleg.
Basiscursus
Je komt als werknemer in de OR, je volgt een basiscursus WOR en wordt direct losgelaten in het overleg. Dan is de wet natuurlijk een prettig handvat. En, hoewel er in de meeste basiscursussen voor nieuwe OR-leden echt wel aandacht wordt besteed aan de beperkingen en ‘geest’ van de wet, lijkt er een hardnekkig verlangen te zijn naar een easy-to-follow handleiding. Het afdwingbaar kunnen reageren op advies- en instemmingsaanvragen is dan relatief makkelijk.
Beperkte invloed
Maar dat is helemaal niet de bedoeling van die wet. Sterker nog, het grootste deel van de wet stimuleert partijen om juist veel breder te kijken naar de invulling van de overlegagenda. Dus niet: waar moeten we het over hebben met elkaar. Maar wel: waar willen we het met elkaar over hebben. Want, op het moment dat je je enkel richt op het doorlopen van advies- en/of instemmingsprocedures beperk je de waardevolle invloed van het representatieve werknemersperspectief enorm.
Fail-safe
Het advies- en instemmingsrecht dient dus niet te worden beschouwd als een leidraad voor het bepalen van overlegonderwerpen, maar als een absolute ondergrens. Enkel daar waar er geen sprake is van een wederzijdse intrinsieke bereidheid om oprecht naar elkaar te luisteren rest je nog de wettelijke procedures van het advies- en instemminsrecht. Een soort van bottom-line invloed dus en absoluut niet de standaard ‘operating procedure’.
