Waarom nieuwsgierigheid een kwalijke eigenschap is voor OR-leden

Als ik een nieuwe ondernemingsraad een starttraining geef, begin ik vaak met een kort vragenrondje om de deelnemers beter te leren kennen. Een van de vragen die nooit ontbreekt in dit rondje is de vraag wat de aspiraties met medezeggenschap zijn. Oftewel, wat heeft hen in hemelsnaam bewogen om naast hun werk ook nog lid te worden van een ondernemingsraad?

In de bovenste kamers

De antwoorden op deze vraag laten zich raden. Het vertegenwoordigen van collega’s vindt met over het algemeen belangrijk. Net als de ambitie om allerlei problemen op te lossen die men als werknemer in het organisatieproces ervaart. Maar bovenal lijken de meeste (aspirant) OR-leden bijzonder nieuwsgierig te zijn. Nieuwsgierig naar wat er allemaal in de bovenste kamers van hun bedrijf wordt bekokstoofd. Nieuwsgierig naar hoe beleid- en besluitvorming ontstaat en bijzonder nieuwsgierig naar gedetailleerde veranderplannen die worden ontwikkeld. Ik reageer altijd bijzonder streng op dit soort antwoorden. Want waarom zou een vertegenwoordiger van het werknemersperspectief al deze informatie tot zich willen nemen? Nee, sterker nog, ik zet gelijk de toon en verkondig dat nieuwsgierigheid een bijzonder kwalijke eigenschap is voor een OR-lid!

Universele deugd

Er ontstaat dan vaak een soort verwarring. Want was nieuwsgierigheid juist niet een universele deugd? In veel gevallen wel en ik ga hier ook niet beweren dat de zucht naar informatie en het verbreden van je blik en horizon per definitie zou moeten worden ingedamd. Integendeel. Het is in alle andere denkbare situaties een bijzonder waardevolle eigenschap. Maar in het medezeggenschapsoverleg leidt nieuwsgierigheid steevast tot suboptimale invloed.

Invloed op de belangrijke besluiten

De zoektocht naar informatie staat beïnvloeding in de weg omdat wezenlijke invloed zich afspeelt in fases waarin nog weinig bekokstoofd is. Nieuwsgierigheid leidt daarom tot verlamming, want als je jezelf afhankelijk maakt van antwoorden die er nog niet zijn (of nog niet rijp genoeg) dan loop je constant achter de feiten aan. En nog erger, je bent niet bezig met het beïnvloeden van deze kokstoverij. Daar heb je helemaal geen extra informatie voor nodig. Want als OR-lid beschik je immers al over de informatie die waarde toevoegt: het werknemersperspectief. Dat neem je automatisch mee in het medezeggenschapsoverleg omdat je als werknemer met je ‘poten’ in de organisatie-klei staat.

Informatie vanuit werknemersperspectief

In plaats van het overleg te vervuilen met het stellen van allerlei zinloze vragen, zou je als OR-lid er veel beter aan doen om in het overleg, je gesprekspartner(s) deelgenoot te maken van het representatieve organisatieverhaal. Een verhaal dat het werknemersperspectief verteld. Dat is ook de fundamentele toegevoegde waarde van een OR aan beleid- en besluitvorming. Een OR is geen beleidsorgaan of vergaarbak van allerlei interessante weetjes over de bestuurskamer. Het voert overleg met de zeggenschap en houdt hem een werkelijkheidsspiegel voor om zo beleid- en besluitvorming te verschonen van blinde vlekken en potentiële weeffouten.

Houd er mee op!

Stop dus met vragen stellen! En benoem juist waar je zorgen, wensen en voorwaarden zitten. Vertel het organisatieverhaal vanuit jullie unieke perspectief. Dáár zit te toegevoegde waarde van jullie aanwezigheid in het medezeggenschapsoverleg. Natuurlijk zal een bestuurder jullie wel bijtijds moeten vertellen over de ambities/voornemens van de zeggenschap. Maar dat hoeft helemaal nog niet aangekleed zijn met allerlei detailinformatie. Vraag daar dus ook niet naar want dat heeft geen enkele toegevoegde waarde. Wees op zijn hoogst nieuwsgierig naar de bestuurlijke lange termijnagenda en de strategische vergezichten. Haal dáár de onderwerpen uit waarvan je denkt dat jullie werknemersperspectief van waarde kan zijn en wacht geen moment om daarmee naar voren te treden. Daar ben je als OR-lid altijd toe in staat.

Willem Hunfeld